donderdag 30 juli 2009

New Yorkse fotografen en de paradox van goede fotografie

In 1609 stak de Engelse kapitein Henry Hudson in opdracht van de Amsterdamse VOC met de Halve Maen de Atlantische Oceaan over op zoek naar een korte route naar China. Die vond hij niet. Wel ontdekte hij aan de Amerikaanse oostkust een gunstige haven. Bovendien had hij het idee dat de omgeving mogelijkheden bood voor lucratieve handel. Zijn Amsterdamse opdrachtgevers waren enthousiast. Zij claimden het land en noemden het Nieuw Amsterdam, het latere New York.
De handelsbetrekkingen tussen Amsterdam en New York bestaan dit jaar dus 400 jaar. Dat wordt gevierd, onder andere met twee fototentoonstellingen: een in New York met werk van Nederlandse fotografen (Dutch Seen, New York Rediscovered) en een in Amsterdam met werk van vier fotografen uit New York.

 Een bezoekje aan Dutch Seen zit er voor mij helaas niet in. Ik troost me dus met een trip naar good old Amsterdam.

Stijlvol en een tikkeltje klassiek
De expositie NY Perspectives, New Yorkse fotografen ontdekken Amsterdam is in het Stadsarchief Amsterdam, gehuisvest in het indrukwekkende gebouw van architect Karel de Bazel aan de Vijzelstraat. In de imposante hal stuit ik direct al op een reeks op groot formaat afgedrukte foto's. Van elke fotograaf hangen er een paar. Ze zien er goed uit. Ik betaal dan ook graag een paar euro zodat ik de hele expositie kan bekijken.

De exposanten zijn Carl Wooley, Gus Powell, Richard Rothman en Joshua Lutz. Geen van hen was eerder in Amsterdam. Ieder kreeg drie weken de tijd om een bepaald thema uit te werken. Wooley richtte zich op de stad bij nacht, Powell nam de straat voor zijn rekening, Rothman zocht het water op en Lutz verkende de randen van de stad. De tentoonstelling is georganiseerd door het Stadsarchief Amsterdam en het FOAM, in samenwerking met het John Adams Institute.

De expositie is mooi ingericht en de foto's spreken me aan. Vooral de zwartwitbeelden van Richard Rothman en de nachtfoto's van Carl Wooley vind ik erg mooi. Wie net als ik houdt van stijlvolle, een tikkeltje klassieke fotografie waar geen of weinig photoshop aan te pas is gekomen, moet zeker gaan kijken. Dat kan nog tot en met 23 augustus.

Voor de bezoekers van de expositie is er een geplastificeerde plattegrond van Amsterdam. Op het kaartje staan de locaties waar de foto's zijn gemaakt. Sommige bezoekers maken daar dankbaar gebruik van. Zo gaan twee dames met de kaart in de hand van foto naar foto en checken bij elk beeld of ze de locatie herkennen. Dat leidt soms tot stevige discussies. Bij één foto, die volgens de plattegrond in Amsterdam-Noord genomen is, komen ze er niet uit. Wat ze op de foto zien, klopt niet met het beeld dat zij van die omgeving hebben.

Service
De dames zetten me aan het denken. Ik kan me heel goed voorstellen dat bezoekers van een fotoexpositie over Amsterdam in het Stadsarchief graag willen weten waar de foto's gemaakt zijn. Het is dus ook logisch dat het Stadsarchief zo'n plattegrondje beschikbaar stelt. Prima service zou je zeggen.
Tegelijkertijd heb ik echter het idee dat de fotografen hiermee te kort wordt gedaan. Door elke foto zo nadrukkelijk te verbinden met de locatie waar deze gemaakt is, worden bezoekers misleid.

De indruk ontstaat dat deze foto's alleen maar registraties zijn van herkenbare plaatsen in de stad. Maar waarom zou je vier fotografen uit Amerika over laten komen om zulke foto's te maken, ze mooi af te drukken en smaakvol te presenteren? Wie woonboten in de Amstel wil zien, kan toch gewoon een stukje gaan wandelen en zijn hart ophalen aan al het fraais dat langs de wallenkanten ligt afgemeerd?

Het boeiende van dit soort foto's is voor mij nu juist dat de fotograaf de beelden weliswaar onttrekt aan de realiteit maar ze uiteindelijk transformeert tot autonome objecten met visueel-esthetische en emotionele kwaliteiten. Geen objectieve afbeelding dus, maar subjectieve verbeelding.

Keerzijde
In de brochure die het FOAM bij de expositie heeft gemaakt gaat Rachel Esner (verbonden aan de UvA en de Universiteit Leiden) uitgebreid in op wat de vier Amerikanen hebben vastgelegd en hoe wij daar als beschouwer op zouden kunnen reageren. In haar conclusie stelt ze nogal overbodig vast dat hun series de keerzijde van het toeristische beeld van de stad laten zien.

Gelukkig heeft ze daarvoor ook een paar zinnen gewijd aan de fotografische kwaliteiten van het werk. Van Richard Rothman zegt ze bijvoorbeeld dat hij 'de stad binnen het conventionele keurslijf van de landschapsfotografie dwingt'. Over de straatbeelden van Gus Powell merkt ze terecht op: 'Binnen wordt buiten en buiten wordt binnen, de stad vervloeit in zijn reflectie en wordt daardoor ondoorzichtig, droomachtig en ondoordringbaar.'

Dat gebeurt in de foto's die aan de wand hangen, niet in het echt. De foto's zijn een nieuwe realiteit die slechts met een dunne draad verbonden is met het alledaagse. Dat is voor mij de prikkelende paradox van goede foto's: ze zijn echt en onecht tegelijk.

Banlieue - locatie? (foto Sietse Postma 2009)





zondag 12 juli 2009

Verslaafd aan de geur van verse fixeer?

Als jongetje van een jaar of tien kroop ik met mijn vader in een nis onder de keldertrap. Met een af-drukraampje en wat schaaltjes van het Waterlooplein, maakten we contactprintjes van 6x9 negatieven. Het was een sensatie om het beeld op te zien komen in het badje met ontwikkelaar. Die magie ervaar ik al lang niet meer. Maar ik ben ervan overtuigd dat daar, in dat hokje onder de trap, met de geur van fixeer in mijn neus en schouder aan schouder met mijn vader, de liefde voor de fotografie zich voorgoed in mijn kinderziel heeft vastgezet.  

Amsterdam, 1960: moeder snijdt uien;
een van mijn eerste foto's met de Agfa Clack.
(foto Sietse Postma)
Het bleef dus niet bij dat afdrukraampje. Mijn vader timmerde een echte doka in de kelder en verdween zelf naar de achtergrond. Ik verruilde m'n Agfa Clack voor een kleinbeeldcamera, kocht een goedkope, Oost-Duitse vergroter en ik ging zelf films ontwikkelen. Fotografie werd mijn passie, de doka mijn toevluchtsoord.
Maar op zeker moment moest ik de kelder uit en de wereld in: werken, leren, uitgaan, nog meer werken, verder studeren, voor een gezin zorgen etc. De fotografie kwam in de verdrukking. Tot 1996: de kinderen waren groot en het werk eiste wat minder tijd en aandacht. Er kwam ruimte voor andere zaken. Ik schreef me in voor een basiscursus fotografie, stofte de vergroter af en improviseerde op zolder een donkere kamer. De fotografie was terug in mijn leven.

Inferieur
Niet lang daarna begon de digitale fotografie zich meer en meer te manifesteren. Aanvankelijk duur, omslachtig en inferieur aan dat wat we gewend waren. Gemakkelijk te negeren dus. Maar dat werd steeds moeilijker. De camera's werden betaalbaar, net als de randapparatuur en de kwaliteit ging met sprongen vooruit.

Ik leende voor een korte vakantie de digitale compact van mijn zoon en ontdekte al gauw dat je er meer mee kon dan vakantiekiekjes maken. Het digitale virus had me te pakken. Niet lang daarna kocht ik m'n eigen digitale compact; een paar jaar later gevolgd door een digitale spiegelreflex.

Voor het serieuze zwartwit werk houd ik echter ik vast aan film en bariet. Daar kan geen digitale camera of print aan tippen, denk ik. Maar nu lees ik steeds vaker enthousiaste verhalen over printers die prachtige, neutrale zwartwitprints uitspugen en over digitaal barietpapier dat niet onder doet voor het bariet uit de natte doka. Zou het waar zijn? Ik begin te twijfelen.

Diverse tinten zwart en grijs
De volgende stap op het digitale traject is de aanschaf van een mooie A3+-printer voorzien van een batterij aan inktcartrides met diverse tinten zwart en grijs. Ik aarzel om die stap te zetten. Ik vrees dat het een 'point of no return' is. Als die printer er eenmaal staat, kan de vergroter naar het grofvuil en na verloop van tijd verdwijnen ook de ontwikkeltanks in de vuilcontainer. De verduistering kan weg en het raam kan open: dag donkere kamer.

Het zou niets bijzonders zijn. De ene na de andere verstokte doka-werker kiest uiteindelijk voluit voor de schier onbegrensde mogelijkheden van de digitale fotografie. Wat weerhoudt me toch hen te volgen?

Berlijn, 2005: voor het eerst op pad met een digitale compact.
(foto Sietse Postma)

vrijdag 3 juli 2009

'Delete my picture!'

Op mijn foto's staan zelden mensen. Straten zijn leeg, huizen onbewoond en landschappen van god en al verlaten. Natuurlijk zijn er wel mensen. Maar toevallig net buiten het kader. Toevallig? Nee, niet echt. Ik wil ze er gewoon niet op hebben.
Mensen willen aandacht. Ook op een foto. Ze zuigen de blik van de beschouwer naar zich toe. Of het nu de doorleefde kop van een Griekse visser, het stoere lijf van een kite-surfer of een toevallige passant is, onverbiddelijk eisen zij de aandacht op. De rest van het beeld komt niet of nauwelijks aan bod.
Dat is prima als je mensenfotograaf bent. Dan gaat het je immers om de groeven en rimpels van de visser of de gespierde tors van de sportman. Het probleem is het personage dat ongevraagd en ongewild in het beeld opduikt en desondanks gezien wil worden. Als het je als fotograaf om compositie, sfeer of onderliggende betekenissen gaat, kun je zulke figuranten missen als kiespijn.
't Zal duidelijk zijn: ik ben geen mensenfotograaf.

Passanten
Jaren geleden heb ik wel eens een poging gedaan het te worden door een cursus portretfotografie te volgen bij het Amsterdams Centrum voor Fotografie (ACF). Het was een prima cursus, gegeven door Rogier Fokke en Jenny Wesley. Rogier was scherp en kritisch, op het botte af, Jenny benaderde ons met meer empathie. Geen verrassende rolverdeling, maar wel effectief.
Een van de eerste avonden werden we - tot mijn schrik - de straat op gestuurd met de opdracht wildvreemden te portretteren: close up en recht in de lens kijkend. Om het extra spannend te maken moesten de vrouwen mannen en de mannen vrouwen fotograferen. Een uur lang doolde ik met mijn Pentax Super A in aanslag door de het centrum van Amsterdam. Aan passerende vrouwen geen gebrek, wel aan het lef om ze aan te spreken. Gefrustreerd kwam ik terug in de lesruimte in de Bethaniënstraat.
Een paar dagen later krikte ik mijn zelfvertrouwen weer een beetje op door in mijn woonplaats foto's te maken van oude mannen die bij de haven rondhingen. Zo stond ik de volgende les toch niet met lege handen. Met enige schroom legde ik de resultaten op tafel. De modellen keken keurig in de lens, maar het waren wel mànnen.

Resultaat cursus portretfotografie.
Foto Sietse Postma (1999)
Anonimiteit
Sinds een paar maanden werk ik aan een project dat moet leiden tot een expositie of op z'n minst een self-made blurb-boek. Of misschien alle twee. Ik heb bedacht dat het menselijke element deze keer niet geheel mag ontbreken. Het dorp waar ik tegenwoordig woon, is niet de juiste locatie voor het maken van het soort beelden dat me voor ogen staat. Ik besluit daarom m'n geluk in Amsterdam te beproeven. De anonimiteit van de grote stad en de hordes fotograferende toeristen lijken me voldoende dekking te bieden om ongestoord wat menselijke gestalten een plek te kunnen geven in mijn beelden.
Ronddwalend door het centrum stuit ik op een mooie locatie. Vanaf de tramhalte wacht ik mijn kans af. Een moeder en een kind passeren. Ik druk af, net voordat zij het beeld uitlopen. Uit m'n ooghoek zie ik een man aankomen. Ik draai me een kwartslag en druk weer af. Dan nog een derde keer voor een oude man, beladen met plastic tassen. Tevreden laat ik de camera zakken.
Op dat moment komt de man die ik als tweede fotografeerde, op me af en vraagt in het Engels of ik zojuist foto's heb gemaakt. Ik kan het niet ontkennen. 'Delete the one I'm on,' draagt hij me op. 'I can't,' zeg ik, 'it's film.' Als bewijs laat ik hem de achterkant van mijn camera zien. Zonder verdere discussie druipt de man af.
Ik vind het nog steeds jammer dat ik niet gevraagd heb waarom hij niet gefotografeerd wilde worden. Was hij beroemd, illegaal, crimineel of geheim agent? Joost mag het weten.

Zonnebril
Na het ontwikkelen en scannen van de film maak ik proefprintjes. De foto van de 'geheim agent'  valt als een van de eerste af, ondanks de mooie onscherpte, het uitgebleekte gezicht met de zwarte zonnebril. Hij kijkt recht in de lens en eist alle aandacht op. Afgekeurd. De mensen op mijn foto's moeten wel hun plaats weten.

Foto Sietse Postma (2009)